De grote open ruimten en de wijde horizonnen zijn een kernkwaliteit van het Zeeuwse landschap. Zij zijn onderdeel van de identiteit van Zeeland en één van de redenen waarom mensen hier graag wonen en recreëren. Die ruimte mag niet in één generatie worden opgesoupeerd. Doordacht plannen, compact bouwen en hergebruik van oude locaties is de opgave. De PvdA prijst zich daarom gelukkig met de kustvisie, waarin voor de Noordzeekust het concept van zuinig ruimtegebruik is uitgewerkt. Wij vinden dat zo’n visie ook moet worden ontwikkeld voor de Deltaranden en het Zeeuwse achterland.
Dit vraagstuk is op dit moment met name aan de orde in het gebied van het oostelijke Veerse Meer, waar drie gemeenten (Middelburg, Goes en Noord-Beveland) allemaal hun eigen plannen aan het ontwikkelen zijn, zonder dat er sprake is van onderlinge afstemming en inbreng van recreatie- en natuurpartners, zoals dat bij de kustvisie het geval was. De antwoorden van het college op de artikel 44-vragen die de PvdA hier onlangs over heeft gesteld bevestigen dit zorgelijke beeld. En dat, terwijl de gedeputeerde op 21 september bij de behandeling van het Omgevingsplan nog aankondigde dat de gemeente Middelburg het initiatief zou nemen voor het opstellen van een visie, waar alle partijen bij zouden worden betrokken.
De PvdA wil daarom graag de volgende vragen stellen aan het college van Gedeputeerde Staten:
- Is het college het met de PvdA eens, dat er in het geval van het oostelijke Veerse Meer sprake is van een hoge urgentie waar het gaat om het opstellen van een gemeenten overstijgende visie op de ruimtelijke ontwikkeling van dit gebied, waarbij niet alleen de provincie en de gemeenten zijn betrokken, maar ook verschillende maatschappelijke organisaties?
- Is het college bereid om het initiatief te nemen tot het opstellen van zo’n visie, nu het er naar uitziet dat gemeenten daar niet toe in staat of bereid zijn?
- Hoe staat het met de visievorming voor andere delen van de Deltaranden en het Zeeuwse achterland? Ook daar zijn verschillende initiatieven van verblijfsrecreatieve ontwikkeling aan de orde. Hoe is – in de geest van de kustvisie – de betrokkenheid van recreatie- en natuurorganisaties hierbij geborgd?