Statenvragen over inzet van tijdelijke arbeidskrachten
Sinds 1 juli 2015 is de nieuwe Flexwet van kracht. Deze heeft als inzet het gat tussen vaste werknemers en tijdelijke arbeidskrachten kleiner te maken. Vaste werknemers kunnen gemakkelijker ontslagen worden en tijdelijke arbeidskrachten moeten eerder in vaste dienst worden genomen. Tijdelijke arbeidskrachten krijgen na 2 jaar voor een baas gewerkt te hebben een transitievergoeding die hoger wordt met een langer arbeidsverleden. Op dit moment mag een werkgever je maximaal drie tijdelijke contracten binnen drie jaar aanbieden. Daarna moet een tijdelijke arbeidskracht vast in dienst worden genomen óf worden weggestuurd.
Sommige arbeidsdeskundigen vragen zich af of de nieuwe regels gaan werken. Zij vrezen dat veel werkgevers nu reeds na twee jaar afscheid zullen nemen van tijdelijke arbeidskrachten om vervolgens nieuwe in te huren.
De PvdA-fractie is van mening dat structurele arbeid gedaan moet worden door werknemers met een langdurig contract. Als bepaalde klussen zich over langere tijd voordoen moeten deze gedaan kunnen worden door mensen met een langjarig contract. Dat is goed voor de productiviteit, voor de arbeidsvreugde én voor de carrièreperspectieven van medewerkers. Naar de mening van PvdA-fractie moet de overheid en de aan haar gelieerde instellingen daarbij het voorbeeld geven.
In dit verband hebben de PvdA-Statenleden Anton van Haperen en Annebeth Evertz de volgende vragen aan het college van Gedeputeerde Staten van Zeeland gesteld:
1. Onderschrijft het college de wenselijkheid van een langjarig contract voor werkzaamheden die zich over een langere periode uitstrekken?
2. Is het college met de PvdA-fractie van mening dat de overheid en de aan haar gelieerde instellingen (bijvoorbeeld N.V. Zeeland Seaports, N.V. Westerscheldetunnel, enzovoorts) in deze een voorbeeldfunctie hebben?
3. Kan het college aangeven of en in hoeverre er binnen het provinciale apparaat en binnen de gelieerde instellingen sprake is van inzet van tijdelijke arbeidskrachten voor structurele werkzaamheden?
4. Is het college bereid zijn positie als aandeelhouder aan te wenden om de inzet van tijdelijke arbeidskrachten voor structurele taken bij gelieerde instellingen bespreekbaar te maken en daarin verandering aan te brengen?
Antwoorden op Statenvragen ‘Inzet tijdelijke arbeidskrachten’ (01-09-2015)