Statenvragen over de N59
Provinciale Staten van Zeeland hebben op 8 juni 2012 een motie aangenomen over verbetering van de doorstroming op de N59 en de verkeersveiligheid aldaar. In het vervolg op deze motie heeft voormalig gedeputeerde Van Beveren (CDA) bij verschillende gelegenheden gezegd van de Midden-Zeeland-route geen 100 km-snelweg te willen maken (onder andere Commissie E&M 2 maart 2015). Maar met name in het laatste jaar wordt er van verschillende kanten gepleit voor een verbreding van de N59 tot een vierbaans autoweg. Het meest recente voorbeeld daarvan is het voorgenomen gesprek op 13 oktober aanstaande van de provincies Zeeland en Zuid-Holland en de gemeenten Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee met het kabinet over verdubbeling van de N59.
De Partij van de Arbeid is een voorstander van verbetering van de regionale bereikbaarheid en de verkeersdoorstroming in Noord- en Midden-Zeeland en ondersteunt uiteraard ook een vergroting van de verkeersveiligheid. Zij heeft echter grote twijfels of een verdubbeling van de N59 daarvoor het aangewezen middel is. Verdubbeling van de N59 op bijvoorbeeld Overflakkee zal onvermijdelijk leiden tot nieuwe knelpunten op Schouwen-Duiveland en een roep om verbreding van de weg aldaar. Op langere termijn resteert dan de Zeelandbrug als het ultieme knelpunt.
Op een hoger schaalniveau bestaat het gevaar dat de Midden-Zeeland-route zich gaat ontwikkelen tot een kortsluiting tussen de Westerscheldetunnel / A58 en de regio Rotterdam. Tot nu toe is het beleid van Rijk en provincie altijd geweest dat dit bovenregionale verkeer zich moet afwikkelen over de A4 door West-Brabant. Om deze reden heeft de provincie Zeeland nog niet zo lang geleden ook financieel bijgedragen aan de aanleg van deze weg.
In dit verband hebben de Statenleden Anton van Haperen en Ralph van Hertum van de Partij van de Arbeid de volgende vragen aan het college van Gedeputeerde Staten van Zeeland gesteld:
1. Wat is de scope en de ambitie van de provincie Zeeland waar het gaat om de verbetering van de regionale doorstroming en de verkeersveiligheid op de N59?
2. Past het regionale pleidooi voor een verdubbeling van (een deel van) de N59 in een totaalplaatje? Met andere woorden: Hoe wordt voorkomen dat verdubbeling van de N59 op een deel (bijvoorbeeld Flakkee) niet leidt tot nieuwe problemen elders (bijvoorbeeld op Schouwen-Duiveland)?
3. Hoe kijkt het college in dit licht aan tegen de verkeersontwikkeling op de Zeelandbrug op langere termijn? Gaat de provincie met een verdubbeling van de N59 hier geen problemen creëren waarvan de oplossing geheel op het bordje van de provincie Zeeland komt?
4. Hoe kan worden voorkomen dat de Midden-Zeeland-route – na gehele of gedeeltelijke verbreding van de N59 – zich op termijn gaat ontwikkelen als een bovenregionale kortsluiting die concurreert met de A4?