Midterm review Statenperiode 2015-2019
De Statenperiode 2015-2019 is halverwege en deze algemene beschouwingen zijn daarom het moment voor een midterm review. Een moment om terug te blikken en te evalueren, maar óók om vooruit te kijken en na te denken over de opgaven, die nog voor ons liggen.
In de afgelopen twee jaar is de provincie Zeeland geconfronteerd met tegenvallers en verrassingen, die in 2015 nauwelijks voorzien zijn. De gebeurtenissen rondom Thermphos en Delta komen dan het meest nadrukkelijk op ons netvlies. Deze dossiers hebben een grote impact en zijn omgeven met veel onzekerheden, juist ook financieel. Het is daarom terecht dat het college kiest voor een ‘voorzichtige’ Zomernota.
Tegelijkertijd moeten we ook weer niet teveel somberen. Er zijn ook diverse positieve verrassingen. Ik noem het rapport van de Commissie Economische Structuurversterking, de € 25 miljoen van het Rijk, de recente instelling van de Commissie Samsom en gisteren nog: Europese subsidie voor een onderzoek naar de goederenspoorlijn in de Kanaalzone. En last but not least voorzitter: de realisatie van het coalitieprogramma ligt goed op schema. In dat verband heeft de PvdA nog wel een belangrijke wens: verbetering van het grensoverschrijdend openbaar vervoer. En wij bedoelen dan niet alleen het vervoer naar Vlaanderen, maar ook naar Noord-Brabant en Zuid-Holland. Dat is nu nog verre van optimaal en wordt geconfronteerd met meermaals overstappen en lange wachttijden. Is de gedeputeerde bereid om komend jaar een analyse te laten uitvoeren van dat grens overschrijdend vervoer en wat daarin kan worden verbeterd? Wij horen het graag.
Naar de toekomst kijkend moeten naar de mening van de PvdA-fractie maatschappelijke behoeften en de vragen van burgers centraal staan. In de zomernota vinden we dat terug in het opgavengericht werken. Daar lezen wij behartenswaardige woorden over samenwerking, over de noodzaak van een andere opstelling en flexibiliteit in de beschikbaarheid van uitvoeringsfinanciën. Daarbij wil ik nadrukkelijk onderstrepen dat voor de Partij van de Arbeid het begrip ‘samenwerking’ breed moet worden gezien. Het gaat niet alleen om samenwerking tussen overheden en om samenwerking van overheden met bedrijven of maatschappelijke organisatie. Ook burgerparticipatie maakt wat onze partij betreft nadrukkelijk deel van het ‘samenwerking-programma’ in de komende jaren in Zeeland ontwikkeld moet gaan worden. Het gaat ook niet alleen om samenwerking binnen Zeeland. Wij moeten ook over onze grenzen heen kijken. Samenwerken met de provincies Noord-Brabant en Zuid-Holland en met Vlaanderen natuurlijk.
In het algemeen gesproken zal de wenselijkheid van samenwerking door de meesten in deze Statenzaal worden onderschreven. Maar, zijn we ook voldoende doordrongen van de noodzaak en de urgentie van? De fractie van de PvdA ziet deze urgentie in ten minste de volgende drie punten.
- Zonder samenwerking van alle partijen, inclusief burgers, zullen de belangrijke maatschappelijke opgaven waar Zeeland voor staat (u vindt ze in de Zomernota) niet of maar zeer ten dele worden gerealiseerd.
- Zeeuwen dreigen hun vertrouwen in de politiek te verliezen en dat kan alleen worden hersteld als zij meer en beter betrokken worden bij beleidsvoorbereiding, besluitvorming en uitvoering en niet geconfronteerd worden met kibbelende overheden.
- De financiële krapte bij de provincie en gemeenten in Zeeland noopt nog meer dan in ‘rijkere‘ verleden tot een weloverwogen en gebundelde inzet van middelen ten behoeve van een optimaal maatschappelijk rendement.
Onze vraag aan de gedeputeerde is of hij deze urgentie en deze drie punten onderschrijft?
De noodzaak van samenwerking wordt in Zeeland – zeker de laatste jaren – veelvuldig met de mond beleden. Maar, komt deze ook voldoende van de grond? Aan initiatieven en gremia is geen gebrek. We hebben het overlegplatform ‘Tafel van 15’, een ‘Stuurgroep IJzendijke’, de pilot ‘Maak Verschil’, de overlegstructuur van de Z4 en ik kan zo nog wel even doorgaan. En tegelijkertijd lukt het op cruciale momenten vaak niet om tot afspraken en goede besluiten en uitvoering te komen. Ik noem in dit verband als voorbeelden de woningbouwafspraken en het Porthos-dossier op Walcheren, maar er zijn er meer. Zeeuwen hebben daar last van en noodzakelijke transities komen door gebrekkige samenwerking niet of te traag van de grond!
In het coalitieakkoord 2015-2019 zijn afspraken gemaakt over de Zeeuws-brede samenwerking en slagkracht. Deze wordt nu vooral ingevuld in het kader van de ‘Tafel van 15’ en ‘Maak Verschil’. De PvdA-fractie vraagt zich af of dat voldoende tegemoet komt aan de urgentie, waar ik zojuist over sprak. Ik verwijs in dit verband ook naar de bijeenkomst over netwerksturing van de Rekenkamer, waarin duidelijk naar voren kwam dat er anno 2017 grote behoefte is aan verandering en vernieuwing. De vraag aan de gedeputeerde is daarom: wat gaat het college in de tweede helft van deze coalitieperiode concreet doen om de samenwerking in de Zeeuwse samenleving (in de ruime zin van het woord) op een nieuwe leest te schoeien en substantieel te verbeteren? En op welke resultaten mogen we rekenen in 2018 en 2019?
De PvdA-fractie heeft ervoor gekozen in deze algemene beschouwingen te focussen op één onderwerp en daarom laat ik het hierbij.
Statenlid Anton van Haperen