Vorige week heb ik met bewondering zitten kijken naar de televisie-uitzending over de opening van Leeuwarden Culturele Hoofdstad van Europa. Hoe de handen van twee Friese kinderen en van onze Koning en Koningin één voor één het klokkentouw omklemden en hoe ze gezamenlijk al die klokken in heel Friesland in beweging brachten. De symboliek die daarvan uitging en Foppe de Haan die op televisie uitlegt hoe je dat uitspreekt en wat het is: ‘iepen mienskip’. En de reuzen, die komende zomer voorstellingen gaan geven in de straten van Leeuwarden. Misschien moeten we in augustus toch maar een weekje vakantie gaan vieren in Friesland was mijn gedachte.
Ik werd een beetje jaloers. Wat zouden wij die eendracht en wervende symboliek goed kunnen gebruiken om het stedelijke klimaat van Zeeland verder te ontwikkelen en landelijk voor het voetlicht te brengen. Niet het gemiezemuis over de vraag of Middelburg het wel met Vlissingen kan doen of omgekeerd, maar één wervende ambitie: Zeeland, een stad in Zee. Zodat mensen denken: “Wonen in Zeeland? Interessante optie.” Bij alle discussie die we dezer dagen hebben over steden en dorpen zijn we het er toch over eens dat we in Zeeland mensen te kort komen, vooral ook hoger opgeleiden, om het werk te doen dat hier voor het oprapen ligt? Daardoor dreigt Zeeland ook minder aantrekkelijk te worden voor bedrijven. Daar moet toch wat aan gedaan worden? En we hebben het in ons. Zeeland is een prachtige provincie om te wonen, het heeft een rijke geschiedenis en ook cultureel komen we met onze festivals heel aardig voor de dag. Waar het aan ontbreekt is een verbinding tussen de verschillende elementen en een geest van samenwerking om een wervende ambitie neer te zetten: Zeeland, een stad in Zee.
Vanuit deze achtergrond steunt de PvdA van harte het voorstel van het college om duurzame verstedelijking als een prioritaire opgave uit te werken. Betekent dat dan dat de Zeeuwse dorpen aan hun lot moeten worden overgelaten? Nee, natuurlijk niet. Ook dáár ligt een opgave, maar wel een andere met een andere doelgroep. In de Zeeuwse dorpen gaat het om herstructurering ten behoeve van de leefbaarheid. De meeste dorpen hebben huizen genoeg, maar deze zijn vaak niet beschikbaar (bijvoorbeeld zomerwoningen) of zijn oude woning ongeschikt voor ouderen of jongeren. De PvdA is van mening dat natuurlijk groei van een dorp ter plekke moet kunnen worden opgevangen,maar anno 2018 is het bouwen van nieuwe woningen daarvoor niet het geëigende middel. Er moet begonnen worden met herstructurering en inbreiding in de dorpskernen. Daarbij moet met name aandacht zijn voor de woonbehoeften van senioren en jongeren en vooral ook de beschikbaarheid van goede en betaalbare huurwoningen. Dát is de opgave die er voor de dorpen ligt en die opgave ligt primair bij de gemeenten. Wanneer blijkt dat deze aanpak onvoldoende soelaas biedt kan nieuwbouw buiten het dorp in beeld komen, maar pas in tweede instantie.
Een ander onderwerp waar de PvdA bij wil stilstaan is de verblijfsrecreatie en de vraag of de kaders van de Kustvisie wel of niet moeten worden overgenomen voor de Deltaranden en het achterland. Hierbij verwijs ik allereerst naar het zogenaamde ZKA-rapport over de vitaliteit van de verblijfsrecreatie in Zeeland (2015). Daaruit blijkt duidelijk dat deze sector in Zeeland in serieus probleem heeft: 47% van de verblijfsrecreatiebedrijven in Zeeland (18 % van de capaciteit) is niet vitaal. Het rapport beveelt daarvoor een actief beleid aan anders volgt neergang en imagoschade. De Kustvisie gaat niet alleen over landschapszorg en landschappelijke inpassing, maar is ook een antwoord op die problematiek. En die problematiek doet zich niet alleen voor langs de Noordzeekust, maar juist ook langs de Deltaranden en in het achterland. Sterker nog: hij is daar nijpender dan langs de Noordzeekust. Voor de PvdA is het dus vanzelfsprekend dat de hoofdlijnen van de recreatieaanpak van de Kustvisie doorvertaald gaan worden naar de Deltaranden en het achterland. Met de manier waarop dat in de kadernota wordt voorgesteld kan de PvdA prima uit de voeten.
Tot slot het landschap van de Deltaranden. Weinig is zo bepalend voor de identiteit van Zeeland en de ruimtelijke kwaliteit van onze provincie als de randen van de Zeeuwse wateren. Gelukkig leeft dat besef breed in de Zeeuwse samenleving. De PvdA heeft in de vorige vergadering een motie voorbereid om die meest kwetsbare gedeelten van die deltaranden – in samenspraak met maatschappelijke organisaties en andere overheden – te begrenzen en te beschermen in een provinciale verordening. In de nota van toelichting bij de kadernota reageren Gedeputeerde Staten afhoudend met de boodschap dat zo’n bescherming al bestaat. Nou is het inderdaad zo dat gedeelten van de Deltaranden – natuurgebieden, sommige graslanden, dijken et cetera – al beschermd zijn als landschap van provinciaal belang. Dat is zo, maar het gaat om losse elementen (deels lintvormig) die ieder voor zich benoemd zijn, maar de samenhang van het Deltalandschap als geheel ontbreekt. Er zitten ook opvallende gaten in. Een duidelijk voorbeeld hoe het mis kan gaan is de discussie over het zorghotel bij Schelphoek langs de zuidkust van Schouwen. Op een plek waar dat volstrekt ongewenst is dook opeens het plan op om een kolossaal zorghotel te bouwen op of langs de zeewering. Onze oproep aan het college en aan de verschillende partijen in Provinciale Staten is hier een duidelijk integraal kader voor de bescherming van deze Zeeuwse kwaliteit in het leven te roepen op dezelfde manier als we dat eerder al voor de open graslandgebieden van het polderland hebben gedaan.
Statenlid Anton van Haperen
Motie ‘Open Deltalandschap’ (02-02-2018)
Na toezeggingen van Gedeputeerde Staten besloten de vier indienende partijen de motie in te trekken. Een goede stap op weg naar het in stand houden van het open deltalandschap.