Grens aan verdere bebouwing Zeeuwse kust?
In de afgelopen anderhalf jaar verschenen met de regelmatig van de klok alarmerende berichten in de media over de wildgroei aan bouwinitiatieven langs de Zeeuwse kust. Het waren niet alleen de Zeeuwse media, maar ook Trouw, de Volkskrant en de landelijke televisie schonken aandacht aan dit onderwerp. Zes Zeeuwse en Zuid-Hollandse natuur- en milieuorganisaties startten een actie ‘Bescherm de Kust’ en in een paar maanden tijd meldden ruim 4000 mensen zich aan als ‘Baywatcher’ en gaven zo uiting aan hun zorgen.
En wie zijn oren goed te luisteren legt in de Zeeuwse PvdA weet dat ook daar veel mensen zich zorgen maken over de ontwikkeling van de verblijfsrecreatie in onze provincie. Tegelijkertijd valt niet te ontkennen dat de toeristisch-recreatieve sector van vitaal belang is voor de Zeeuwse economie en werkgelegenheid. Zo’n 17.000 mensen in Zeeland zijn er direct of indirect van afhankelijk. Alle reden dus om even stil te staan bij dit dilemma.
We moeten vaststellen dat het – ondanks alle promotiecampagnes – niet echt goed gaat met de Zeeuwse recreatiesector. Er is sprake van een flinke concurrentie met andere (vooral buitenlandse) vakantiebestemmingen en over iets langere termijn bezien blijft het aantal overnachtingen in Zeeland op zijn best gelijk. Veel bedrijven zijn ook gedateerd. Zij bieden een product aan waar steeds minder vraag naar is (kamperen, sobere huisjes), hebben weinig kapitaal achter de hand, geen opvolger en weinig innovatiekracht. Tegelijkertijd blijken grote investeerders wel in staat om nieuwe projecten van de grond te brengen. Sommigen heel innovatief, zoals het project Waterdunen in Zeeuws-Vlaanderen. Anderen nog meer van de oude snit: huisje, huisje, huisje. Het feitelijk resultaat is dat vraag en aanbod van de toeristisch-recreatieve markt uit de pas lopen.
Het aanbod aan overnachtingsmogelijkheden in Zeeland neemt veel sterker toe dan de vraag. Leegstand is het gevolg. Geen wonder dus dat niet alleen de natuur- en milieuorganisaties, maar ook de RECRON gaat piepen. Deze laatste organisatie heeft het in dat verband wel over de ‘verblijfsrecreatieparadox’: ruimte geven voor kwaliteitsverbetering, maar tegelijkertijd voorkomen dat er overcapaciteit ontstaat.
En hoe zit het dan met het beleid? We moeten vaststellen dat het Provinciaal Omgevingsplan 2012-2018 – anders dan voor wonen, bedrijventerreinen en natuur en landschap – voor de kustbebouwing weinig kaders bevat. Gemeenten hebben dus veel vrijheid en ruimte om hun eigen invulling te geven aan verblijfsrecreatie ontwikkeling. Diverse meer of minder controversiële projecten laten dat zien: huisjes en een hotel in het Nollebos, hotel op de Veerse Dam, strandhuisjes op Schouwen en Noord-Beveland, huisjes bij Dishoek en ga zo maar door.
In ons verkiezingsprogramma Provinciale Staten 2015-2019 hebben we daarom gepleit voor het opstellen van een kustvisie waarin de belangen van economie en werkgelegenheid en natuur en landschap goed met elkaar in balans kunnen worden gebracht. In het nieuwe provinciale coalitieakkoord, dat dit jaar is ingegaan, is opgenomen dat zo’n kustvisie er inderdaad gaat komen. Die moet kaders gaan formuleren die kunnen worden opgenomen in het omgevingsplan.
De Partij van de Arbeid vindt het daarbij belangrijk dat onze kust niet wordt volgebouwd, zoals dat in Vlaanderen is gebeurd. We moeten terughoudend omgaan met hoogbouw en er moet een duidelijke zonering komen van rustige en drukkere kustgedeelten. Heel voorzichtig moeten we zijn het bouwen van strandhuisjes en lodges op het strand. Het strand is immers een publieke ruimte die de kern uitmaakt van ons toeristisch-recreatieve product. Wij vinden het als Partij van de Arbeid belangrijk dat de ontwikkelingsruimte, die de toeristisch-recreatieve sector inderdaad moet hebben, gekoppeld wordt aan de sanering van gedateerde complexen waar leegstand dreigt. In het woningbouwbeleid en voor bedrijventerreinen is dat al lang regel. Dat moet ook gaan gelden voor de verblijfsrecreatie.
Statenlid Anton van Haperen