20 februari 2014

Column: Wie blust de nucleaire brand?

De kerncentrale bij Borssele kan volgens de Raad van State nog wel twintig jaren blijven draaien. De Raad van State die zich buigt over een kerncentrale en kansrekenen. Het blijft wonderlijk. Tja, wat is de kans dat het fout gaat? Die is inderdaad klein, maar zoals mijn lerares wiskunde mij indertijd heeft uitgelegd: “Het risico is echter kans maal effect.” Dan ziet het er ineens heel anders uit. En wat als het fout gaat?

Bij de bestrijding van de kernramp van Tsjernobyl moet de mate van vrijwilligheid van de brandweerlieden, militairen, mijnwerkers, enzovoorts die werden ingezet ernstig in twijfel worden getrokken. Het was voor hen een kwestie van moeten. Bij de bestrijding van de gevolgen van de kernramp in Fukushima was geen sprake van een communistisch bewind in Japan, maar maakte cultureel-mentale factoren dat er hard en door veel Japanners werd gewerkt aan het bluswerk en afdichten. Hoe zit dat nu in Nederland? Niemand kan door de staat gedwongen worden en van een Japanse arbeidsethos en / of kadaverdiscipline is hier weinig waarneembaar.

Het Responsplan Nationaal Plan Kernongevallenbestrijding (RNPK) stelt in de inleiding al vast: “De specifieke interne procesbeschrijvingen, uitvoeringsplannen en procedures van betrokken organisaties maken geen deel uit van dit Responsplan NPK.” Het RNPK beschrijft de conceptuele uitgangspunten voor de bestrijding van stralingsongevallen in Nederland. Voor operationele en technische uitgangspunten wordt verwezen naar de Leidraad Kernongevallenbestrijding en het Radiologisch Handboek Hulpverleningsdiensten. De Leidraad Kernongevallenbestrijding verwijst  nog naar de Brandweerwet die sinds 2010 is komen te vervallen door introductie van de Wet veiligheidsregio’s (Wvr).

In de Wet veiligheidsregio’s staat bij de brandweertaken vermeld: “Het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand.” Dit is de juridische borging voor het bestrijden van nucleaire ongevallen of rampen. Termen als ‘nucleair’, ‘radioactiviteit’ of ‘straling’ komen niet voor in de wet.

Het rampbestrijdingsplan Nucleaire Installaties (rbpNI) uit 2011 is het uiteindelijke concrete plan in geval van een (zeer ernstig) referentieongeval (STC-CON1). STC-CON1 staat volgens een rapport  van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid & Milieu (RIVM) uit 2008 voor: “Geconstrueerde bronterm. In dit scenario vindt 24 uur na het kernongeval een lozing van onder meer 1% van de jodiumisotopen uit de kerninventaris plaats gedurende 4 uur.”

De Veiligheidsregio Zeeland maakt in bijlage 8 van het rbpNI melding van de bescherming van hulpverleners.  Daarin wordt gesteld: “De hoogste dosisbeperking van 750 mSv mag volgens het Besluit stralingsbescherming (Artikel 118) slechts worden overschreden indien dat noodzakelijk is om mensenlevens te redden of belangrijke materiële belangen veilig te stellen, de betrokken werknemer of hulpverlener door de ondernemer is geïnformeerd over de risico’s van de interventie en de interventie vrijwillig wordt uitgevoerd.”

De onder art. 119, lid 2 van het Besluit stralingsbescherming vermelde verplichting jegens de ondernemer zal waarschijnlijk geen opgang doen bij een ongeval of ramp in een kerncentrale. In art. 119, lid 2 staat namelijk: “Onze Ministers kunnen in het geval dat de situatie als bedoeld in het eerste lid onder de verantwoordelijkheid van een ondernemer valt, de ondernemer verplichten de interventie uit te voeren.”

Wanneer worden hulpverleners hierover geïnformeerd? Wat nu wanneer er zich geen vrijwilligers aanmelden?

Maarten Rossen