5 maart 2015

Vragen over het bermbeheer in Zeeland

Op 13 februari 2015 hebben Provinciale Staten van Zeeland besloten om te stoppen met het ecologisch bermbeheer langs de Zeeuwse provinciale wegen. Een tot nu toe onderbelicht aspect van dit besluit is het behoud van bedreigde en beschermde planten in dieren in deze bermen. Op een aantal plaatsen komen in de provinciale bermen populaties van bedreigde en beschermde planten en dieren voor (bijvoorbeeld diverse soorten wilde orchideeën, Wilde Marjolein en Aardaker). Het gaat hier deels om soorten die beschermd zijn krachtens de Flora- en Faunawet.

De standplaatsen van deze soorten in de provinciale bermen zijn onderdeel van samenhangende populatienetwerken, die zich ook uitstrekken over bermen in beheer bij het waterschap, particuliere terreinen en natuurgebieden in beheer bij natuurbeheerders. Voor het behoud van deze bijzondere soorten voor Zeeland is het belangrijk dat de populatienetwerken als geheel blijven functioneren. Als het gaat om wettelijke beschermde soorten heeft een en ander ook juridische consequenties.

De provincie Zeeland is in deze niet alleen beleidsmatig verantwoordelijk voor het natuurbeleid in de provincie. Als wegbeheerder heeft zij ook een specifieke verantwoordelijkheid voor het behoud en de bescherming van bedreigde en beschermde plant- en diersoorten op haar eigendommen. Omdat zij de primair verantwoordelijke overheid is voor natuur- en landschap heeft zij in deze een belangrijke voorbeeldfunctie naar andere partijen (particulieren, gemeenten, waterschap, natuurbeheerders). Naar de mening van de Partij van de Arbeid is deze verantwoordelijkheid nog steeds aan de orde, ook nu het budget voor ecologisch bermbeheer is geschrapt.

In dit verband hebben de Statenleden Anton van Haperen en Annebeth Evertz van de PvdA de volgende vragen gesteld aan Gedeputeerde Staten:

1. Is het college het met de Partij van de Arbeid eens dat de provincie een bijzondere verantwoordelijkheid heeft voor bedreigde en beschermde planten en dieren op en in provinciale eigendommen?

2. Onderschrijft het college dat de provincie als primair verantwoordelijke overheid voor natuur en landschap in deze een voorbeeldfunctie heeft naar andere beheerders?

3. Beschikt het college over een goed overzicht van de locaties waar beschermde en bedreigde plant- en diersoorten op haar terreinen voorkomen? Zo nee, is het college bereid een dergelijk overzicht, eventueel samen met vrijwilligers, samen te stellen?

4. Is het college bereid – eventueel samen met andere beheerders en vrijwilligers – een uitvoeringsgericht plan te maken, zodat het behoud van beschermde en bedreigde plant- en diersoorten op en rond provinciale eigendommen verzekerd is?

5. Wat zijn de juridische consequenties van de voorgenomen veranderingen in het wegbermbeheer, met name in relatie tot het voorkomen van beschermde planten en dieren en de Flora- en Faunawet? Is het begrip ‘bestendig gebruik’ hierbij in het geding?

Antwoorden op Statenvragen over ecologisch bermbeheer (05-03-2015)