Door op 8 maart 2014

Lezing over ‘Rode Jet’

Wie zorgt? Wie zorgt er voor onze kinderen, onze ouderen en onze zieken? Laten wij de zorg over aan de overheid met haar professionals? Komt de zorg vooral neer op vrouwen of eisen mannen hun zorgrol op? Moeten vrouwen op hun zorgdomein de mannen gaan toelaten, zoals de mannen de vrouwen hebben toelaten in het arbeidsproces? En wie was Henriëtte van der Meij? Eén van de ankers in de 200-jarige geschiedenis van Zeeland. We gaan het op deze ochtend van de 8ste maart, de Internationale Vrouwendag 2014, hier allemaal met elkaar over hebben.

Laat ik beginnen met Henriëtte van der Meij. Wie was zij? Henriëtte was één van de eerste feministen in Zeeland. Zij werd geboren in Harderwijk op 21 december 1850 als dochter van een militair officier. Ze groeide op in een hervormd gezin. In 1875 behaalde Henriëtte als één van de eerste vrouwen de akte middelbaar onderwijs voor de Hoogduitse taal- en letterkunde. Tussen 1876 en 1885 was ze lerares Duits en Nederlands aan de middelbare meisjesschool in Goes.

Henriëtte schreef graag en in 1885 ging Henriëtte bij de Middelburgsche Courant werken. Dit was de spreekbuis van de vooruitstrevende liberalen in Zeeland. Henriëtte was de eerste journaliste die bij een dagblad in loondienst kwam. Zij verzorgde van 1884 tot 1896 de rubrieken Buitenlandse berichten en Kunst & Letteren. En ze verving hoofdredacteur Van der Pauwert als deze afwezig was. Met de zus van een advocaat, Petronella Johanna de Witt Hamer (1855-1919) woonde Henriëtte  samen.

In 1896 verhuisde zij naar Amsterdam om de redactie op zich te nemen van het nieuwe tweewekelijkse blad Belang & Recht, dat de gematigde richting binnen het feminisme vertegenwoordigde en waaraan ook mannen meewerkten. Het eerste nummer van Belang & Recht verscheen op 16 oktober 1896.

In Amsterdam kwam Henriëtte in contact met arbeiderskringen. Daar streed zij mee om de nachtarbeid van de bakkers af te schaffen. Henriëtte had oog voor de kwetsbare positie van vrouwen in werkplaatsen. Ze had aandacht voor het seksuele misbruik van vrouwen, met name de dienstbodes, door hun bazen. Een groot taboe onder vrouwen in die tijd, omdat de vrouwen hiervoor niet openlijk durfden uit te komen. Overigens nog steeds een  gevoelig onderwerp in onze tijd. Uit een recent EU-rapport blijkt dat 45% van de Nederlandse vrouwen vanaf hun vijftiende jaar eenmalig of meerdere malen te maken heeft gekregen met fysiek of seksueel geweld.

In woord en daad bleef Henriëtte zich tot op hoge leeftijd inzetten voor vrouwenrechten, in het bijzonder voor het kiesrecht en de arbeidsbescherming van vrouwen. Dit leverde haar de bijnaam Rode Jet op. Zij overleed op 26 augustus 1945, 94 jaar oud.

In oktober 1987 werd het gezamenlijk onderkomen van enige vrouwenorganisaties in de Nieuwstraat 47 in Middelburg Henriëtte van der Meij-huis gedoopt, dat in 1997 werd opgeheven.

Henriëtte streed haar hele leven voor een rechtvaardige samenleving, maar hoe had ze nu aangekeken naar de huidige veranderingen in onze samenleving? Van verzorgingsstaat naar een participatiestaat. En hoeveel Henriëttes gaan er bij de komende raadsverkiezingen de zetels in de gemeenteraad bezetten?

De overheid trekt zich onder financiële druk steeds verder terug. De krimp van de verzorgingsstaat heeft tot gevolg dat er een steeds groter beroep wordt gedaan op familieleden om verantwoordelijkheden over te nemen die eerder de overheid toekwamen, bijvoorbeeld als het gaat om de zorg. Op wie komt de zwaarste zorglast neer? Op de vrouwen of moeten ook de mannen meer gaan zorgen?

Niels Schenk promoveerde in december 2013 op een onderzoek naar de gevolgen van de terugtrekkende overheid. Hij concludeert in zijn onderzoek dat vooral vrouwen blootgesteld worden aan de verdere verschuivingen van taken van de overheid naar families. “Zij lijken het alternatief voor niet-gespecialiseerde zorg die voorheen door de overheid werd verleend”, stelt hij in zijn onderzoek.  Overigens concludeert Schenk dat de zorglast voor vrouwen weliswaar zwaarder lijkt te zijn geworden dan voor mannen, maar dat het blijkbaar nagenoeg geen gevolgen heeft voor welbevinden van de vrouwelijke mantelzorgers. “Vrouwelijke partners die zorg verlenen blijken heel tevreden te zijn met hun leven. Die zorgtaken lijken daarop nauwelijks invloed te hebben”, zegt Schenk in een interview met het dagblad Trouw. Hij verklaart dit als volgt: “Aan de ene kant”, zegt hij, “ervaren vrouwen waarschijnlijk positieve gevoelens doordat zij hun partner kunnen helpen, aan de andere kant kan het zorg verlenen een zware wissel trekken op hun gemoedstoestand.” Schenk concludeert dan ook dat het goed mogelijk is dat die twee tegengestelde effecten elkaar opheffen.

Toch voorziet Schenk in hetzelfde interview van Trouw problemen. “Het verplaatsen van verantwoordelijkheden van de overheid naar individuen lijkt vooral gevolgen voor vrouwelijke partners te hebben”, zegt hij. “Dat kan gaan wringen als je tegelijkertijd de arbeidsparticipatie van vrouwen wilt bevorderen. Het is moeilijk voor te stellen dat je zowel verwacht dat vrouwen meer van de zorgtaken overnemen van de overheid en tegelijkertijd verwacht dat vrouwen meer uren gaan werken.”

Toen Henriëtte van der Meij in 1937 werd gevraagd wat het doel van de moderne vrouwenbeweging was gaf zij als antwoord: “Naar mijn mening kan het naaste doel der moderne vrouwenbeweging geen ander zijn, dan dat de jonge generatie een energieke strijd voert tot behoud van het recht der vrouw op arbeid.” Logisch geredeneerd vanuit Henriëtte. In haar tijd bemoeide de overheid zich nauwelijks met de samenleving en liet het zorgen voor de hulpbehoevenden aan de samenleving over. Er waren veel particuliere initiatieven die de noden van de armen verlichten. Zo nam Henriëtte met anderen het initiatief tot de oprichting van een vereniging die aan arme kinderen warme maaltijden verschafte. In haar ogen gaf en geeft betaald werk vrouwen financiële onafhankelijkheid en behoed hen van de armoede. Henriëtte zou gefronst hebben als ze zou hebben geweten dat een meerderheid van de Nederlandse vrouwen, en de Zeeuwse doen daar niet veel van onder, nog steeds financieel afhankelijk zijn van mannen. Prima als alles goed gaat, maar bij echtscheiding en overlijden vervallen deze vrouwen vaak in armoede. Bij een terugtrekkende overheid wordt betaald werk dus steeds belangrijker om armoede te voorkomen.

Die participatiesamenleving gaat ons voor lastige keuzes stellen. Aan de ene kant moeten vrouwen meer gaan werken en aan de andere kant krijgen zij er steeds meer zorgtaken bij. De onbeperkt beschikbare mantelzorger of werknemer bestaat nu eenmaal niet, en tegenstrijdige en te hoge eisen vergroten de kans op gezondheidsproblemen, vooral bij vrouwen.

Vrouwen hebben niet alleen meer gezondheidsproblemen dan mannen, maar vinden het ook moeilijker hun grenzen aan te geven in werk en zorg. Moeten de mannen zorgtaken van de vrouwen gaan overnemen om hen te ontlasten?

Uit onderzoek blijkt dat dus dat vrouwen vaker mantelzorg verlenen dan mannen, maar dit beeld doet geen recht aan de grote groep mannelijke mantelzorgers. Het blijkt dat in ongeveer 40% van de gevallen de mantelzorger een man is. Mannen willen best hulp bieden, maar vrouwen hebben vanwege hun grotere sociale netwerk een grotere kans op hulpvragen vanuit hun omgeving. Daarbij zien vrouwen zichzelf vaker als de meest geschikte persoon voor de zorgverlening en daarbij blijft een deel van het mannelijke mantelzorgpotentieel onbenut. Vrouwen zullen dus op hun zorgdomein de mannen moeten gaan toelaten, willen zij niet overbelast raken, zoals in feite de mannen de vrouwen hebben moeten toelaten op het arbeidsdomein.

Kooiker en de Boer constateren in hun onderzoek uit 2008 dat er een aantal verschillen in zorgstijl bestaat tussen mannen en vrouwen. Mannen maken in het algemeen hun onvrede over de zorgsituatie eerder en heftiger kenbaar dan vrouwen. Ook blijken mannen vaker mantelzorg aan één persoon te verlenen. Ze hebben minder moeite dan vrouwen met het organiseren van de zorg, het nemen van ingrijpende beslissingen en het regelen van de financiën. Hierbij tekenden de onderzoekers wel aan dat vrouwen vaker voor meer personen tegelijk zorgen en die zorg ook vaker met anderen delen. Daardoor kan de organisatie van de zorg en het maken van ingrijpende beslissingen voor vrouwen complexer liggen. Vaker dan vrouwen zien mannen mantelzorg als werk en hanteren zij daarbij een zakelijke, taakgerichte houding.

Willen wij als vrouwen de mannen meer laten zorgen, dan moet het beleid wel specifiek aandacht besteden aan de mannelijke mantelzorgers. Maak met name de professionals, zoals huisartsen, Wmo-loketmedewerkers en medewerkers van verzorg- en verpleeghuizen, die met mantelzorgers te maken hebben, bewust van het belang van ondersteuning voor mantelzorgende mannen. En maak ook ruimte voor de mannelijke mantelzorgers om op hun manier te zorgen.

Willen wij dingen veranderen dan ligt de eerste stap toch in de politiek. Henriëtte voelde dat haarscherp aan. Ze streed voor algemeen kiesrecht, waarin vrouwen zich verkiesbaar konden stellen en hun kandidaat konden kiezen. In 1885 moest zij zelfs als journaliste, omdat ze vrouw was, toestemming vragen om de vergaderzaal van Provinciale Staten binnen te mogen om daar de vergaderingen te kunnen verslaan. Later zei ze hierover: “Ik hoef u niet te zeggen hoe de heeren mij telkens opnieuw vol verbazing aanstaarden als … feministisch phenomeen.”

Vrouwelijke politici zijn geen ‘feministisch fenomeen’ meer. Toch zijn de vrouwelijke politici in de minderheid. De meeste raads- en statenleden, wethouders en gedeputeerden zijn man. Wat mij als voorzitter van een kandidaatstellingcommissie voor samenstelling van de lijst voor deze gemeenteraadsverkiezingen opviel was dat vrouwen, die zich niet kandideerden of van een kandidatuur afzagen allen aangaven dat de tijdsbelasting voor het politieke werk te veel was. Ze konden dit slecht combineren met hun werk en gezin. Als ze het raadswerk goed wilden doen, dan hadden ze daar tijd voor nodig en die hadden zij niet en dus deden ze het maar niet. Opvallend was dat mannen, die meestal fulltime werkten, vaak een papadag thuis waren, over tijdsbelasting niet repten. Ze vonden het gewoon interessant om iets te betekenen voor de maatschappij. Mannen zijn blijkbaar minder perfectionistisch dan vrouwen. We kunnen nog wat van de mannen leren!

Maar de tijd van Henriëtte, waarin een goede vrouw een vrouw was waarover niet gesproken werd en vooral onzichtbaar en haar man dienen, die tijd is wel voorbij. Waar Henriëtte en haar vriendin, Petronella Johanna de Witt Hamer, nog opzien baarden door niet vergezeld van enig mannelijk gezelschap de zomerconcerten in de tuin van de sociëteit Schuttershof te Middelburg bij te wonen en er thee te drinken, kijken wij  ruim honderd jaar later er niet meer van op als vrouwen met hun vriendinnen een weekendje Brussel aandoen en manlief thuis voor de kinderen zorgt. Waarop manlief ook nog een weekje mag skiën met zijn vrienden.

Het is die vrijheid waar wij, Westerse vrouwen en natuurlijk ook de mannen, van kunnen genieten door hun strijd om rechtvaardigheid door vrouwen zoals Henriëtte van der Meij. Maar laten wij ook niet een Aletta Jacobs te vergeten of een Joke Smit, een schrijfster en feministe uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Die Internationale Vrouwendag moet een eerbetoon zijn aan die vrouwen – en ik vind eigenlijk ook aan mannen -, die de moed hebben om misstanden in de samenleving en uitbuiting van mensen aan de kaak te stellen en streven naar een rechtvaardige samenleving.

Ik hoorde dat Skyradio op deze dag de verkiezing van powervrouwen organiseert. Henriëtte was in haar tijd beslist een powervrouw. Een Zeeuwse powervrouw. Wellicht een optie om volgend jaar op 8 maart een Zeeuwse powervrouwenverkiezing te houden. De winnaar is wat mij betreft niet een vrouw met de meeste macht of invloed, maar degene die onvermoeibaar strijdt voor een rechtvaardige samenleving. Mannen doen wat mij betreft ook mee. Het kan dus best zijn dat een mannelijke mantelzorger volgend jaar de powervrouwprijs wint.

Annebeth Evertz 2011
Statenlid Annebeth Evertz